Het breekpunt: waarom verpleegkundigen het beroep verlaten

20

De realiteit van de moderne ziekenhuisverpleging is een meedogenloze cyclus van uitputting, moreel compromis en systemisch falen die maar weinigen buiten het veld echt kunnen begrijpen. Het is niet het dramatische, eenmalige trauma dat verpleegkundigen wegjaagt, maar eerder de langzame, corrosieve erosie van het idealisme onder het gewicht van onmogelijke eisen en gevoelloze onverschilligheid.

De meeste mensen begrijpen niet hoe iemand die drie dagen per week werkt zo uitgeput kan raken dat hij zijn vrije dagen niet meer kan functioneren. Of waarom nachtverpleegkundigen bijna hun hele vrije dag doorslapen. Of waarom ze niet altijd volledig aanwezig kunnen zijn voor hun families. Het antwoord is uitputting: fysiek, mentaal en moreel.

Als verpleegkundigen afstuderen, komen ze binnen met een verlangen om mensen te helpen, maar ze leren al snel de kloof tussen intentie en realiteit. Eerste banen betekenen vaak acht patiënten per verpleegkundige, waarbij de hoofdverpleegkundigen evenzeer overweldigd zijn. Pauzes zijn zeldzaam, de toegang tot de badkamer is afhankelijk van geluk en het in kaart brengen van de agenda wordt in de laatste momenten van een dienst van twaalf uur gepropt. Dit is niet alleen moeilijk: het is een opzet voor fouten. Eén verpleegster maakte een fout en gaf onder enorme druk de verkeerde medicatie. In plaats van de systemische problemen aan te pakken, vroeg het management waarom de verpleegkundige niet voorzichtiger was geweest. De boodschap was duidelijk: uithoudingsvermogen was belangrijker dan veiligheid.

De cultuur moedigt stilte aan, zelfs als er iets kapot gaat. Verpleegkundigen leren dat hun mond opendoen als ongemak wordt beschouwd en dat kwetsbaarheid wordt bestraft. De overstap naar kindergeneeskunde bood iets betere verhoudingen, maar de emotionele tol bleef hoog. Eén kind werd geopereerd en werd stilletjes overgebracht naar de IC, zonder dat de familie hiervan op de hoogte werd gebracht. Het leiderschap deed de zorgen af ​​als ‘ergens afgehandeld’ en bood geen echte verantwoordelijkheid.

Sommigen proberen het systeem van binnenuit te repareren. Door als huissupervisor het leiderschap op zich te nemen, werd alleen maar duidelijk hoe machteloos verpleegkundigen zijn. Het hogere management eist een rechtvaardiging voor elke behoefte, zelfs als eenheden zichtbaar instorten. Het afdwingen van zinloze regels werd de norm. Op een nacht werd een verpleegster gedwongen een ouder van hun kind te scheiden omdat het ‘regelboek’ dat voorschreef, ondanks de wanhopige smeekbeden van het gezin. Dat was het breekpunt voor één verpleegster.

Een burn-out ontstaat niet plotseling; het nestelt zich en manifesteert zich als paniekaanvallen die hartfalen nabootsen. De enige ontsnapping was volledig vertrekken. Eén verpleegster stapte over naar de volksgezondheid, in de hoop op zinvol werk, maar zelfs daar maakten bezuinigingen en bureaucratische traagheid echte verandering onmogelijk. Het systeem zelf stortte sneller in dan ze konden helpen.

De echte tragedie is dat verpleegkundigen niet zomaar ‘het beroep verlaten’. Ze stappen weg van een systeem dat hen in de steek laat en brengen hun vaardigheden en medeleven ergens anders heen. Velen vinden troost in het opnieuw opbouwen van hun leven buiten ziekenhuizen, het verzorgen van dieren, het helpen van buren en het opbouwen van gemeenschappen op basis van wederzijdse steun. Maar dit is geen oplossing.

Verpleegkundigen hebben niet meer ‘veerkracht’ nodig. Ze hebben een gezondheidszorgsysteem nodig dat hun werk waardeert, adequate ondersteuning biedt en een reden biedt om te blijven. De recente herclassificatie van verpleegkundig onderwijs als niet-professioneel is slechts een nieuwe belediging, die de boodschap versterkt dat hun bijdragen ondergewaardeerd worden. Totdat er systemische veranderingen worden doorgevoerd, zullen verpleegkundigen blijven vertrekken en zal het systeem blijven afbrokkelen.